Sprookjes van Grimm: Sprookjes voor kind en gezin
Lijst van sprookjes (Pagina 9)
162 De schrandere knecht
Wat gelukkig is de heer en hoe goed gaat het met zijn huis, als hij een wijze knecht heeft, die wel naar zijn woorden luistert, maar er niet naar handelt, maar liever zijn eigen wijsheid volgt. Zo'n wijze Hans werd eens door zijn baas weggestuurd, om een koe die verloren was, te zoeken. Hij bleef lang weg, en de baas dacht: Die trouwe Hans, geen moeite is hem teveel in mijn dienst. Maar toen hij steeds maar niet terug kwam, was de baas bang dat er iets gebeurd zou zijn, en nu ging hij zelf weg oLees het sprookje →
170 Lief en leed samen delen
Er was eens een kleermaker. Hij was een echte ruziemaker, en z'n vrouw, een goede, werkzame en vrome ziel, kon het hem nooit naar de zin maken. Wat ze ook deed, altijd was hij ontevreden; bromde, berispte haar, duwde en sloeg haar. Toen de overheid daarvan hoorde, lieten ze hem voorkomen en zetten hem gevangen, zodat hij een ander leven zou beginnen. Een tijdlang zat hij op water en brood, toen werd hij weer vrijgelaten, maar hij moest beloven, dat hij z'n vrouw nooit meer zou slaan, maar met haLees het sprookje → 175 De maan
Vele, vele jaren geleden was er eens een land, waar de nacht altijd pikdonker was, en de hemel er als een zwarte doek overheen lag, want er ging nooit een maan op, en geen ster blonk er in de zwarte duisternis. Toen de wereld geschapen werd, was het nachtelijk licht er niet meer geweest. Uit dit land gingen er eens vier jonge mensen op een zwerftocht, en zo kwamen ze in een ander rijk, en daar stond 's avonds, als de zon achter de bergen gezonken was, een lichtende kogel bovenop een eik, die oveLees het sprookje → 176 De duur van het leven
Toen Onze Lieve Heer de wereld had geschapen en aan alle schepselen de tijd van leven wilde toebedelen, kwam de ezel ook en hij vroeg: Heer, hoe lang moet ik leven? Dertig jaren, antwoordde God, vind je dat goed? Ach Heer, zei de ezel, dat is zo lang. Denk nu eens aan mijn moeitevol bestaan; van de morgen tot aan de nacht zware lasten dragen, korenzakken naar de molen slepen, opdat anderen daar brood van krijgen, door niets word ik aangemoedigd dan door slagen en schoppen, en dat is mijn enige oLees het sprookje → 177 De boden van de dood
In oeroude tijden liep er eens een reus over de grote weg, en daar opeens sprong hem een onbekende in de weg en riep: Halt! Geen stap meer! Wat? zei de reus, jij klein wicht, dat ik tussen mijn vingers fijn kan wrijven, jij wilt me de weg versperren? Wie ben je, dat je zulke overmoedige taal uitslaat? Ik ben de Dood, zei de ander, niemand kan mij weerstaan, en ook jij moet mijn bevel gehoorzamen. Maar dat weigerde de reus, en hij begon met de Dood te worstelen. Het was een lange, heftige worstelLees het sprookje → 178 Meester Priem
Meester Priem was een klein, mager mannetje, maar zeer levendig, en hij had geen ogenblik rust. Zijn gezicht waar alleen de neus uit kwam kijken, was pokdalig en lijkbleek, zijn haar grijs en stoppelig, zijn ogen klein, maar ze flitsten naar links en naar rechts. Hij lette op alles, had overal een aanmerking op, wist alles beter dan iedereen en had altijd en overal gelijk. Liep hij op straat, dan zwaaide hij geweldig met allebei zijn armen; en eens sloeg hij de emmer van een meisje, dat water aaLees het sprookje →