De bruiloft van vrouw vos


Die Hochzeit der Frau Füchsin


EERSTE SPROOKJE
Er was eens een oude vos, die negen staarten had. Hij dacht dat zijn vrouw hem bedroog en nu wilde hij haar eens op de proef stellen. Hij ging onder de bank liggen, hield zich doodstil, en deed of hij zo dood was als een pier. Mevrouw Vos ging naar haar kamer, sloot zich op, en haar meid, juffrouw Poes, zat bij de haard en kookte. Toen het bekend werd, dat de oude vos dood was, kwamen de vrijers eraan. De meid hoorde dat er iemand voor de deur stond en aanklopte, ze ging opendoen. Het was een jonge vos. Hij zei:
"Hoe zou juffrouw Poes het maken?
Zou ze slapen ofwel waken?"
Ze gaf ten antwoord:
"Ik slaap niet, ik moet waken,
Om 't eten klaar te maken,
Ik kook wat boter in 't hete bier:
Ben je mijn gast en blijf je hier?"
"Ik dank je wel, juffrouw Poes," zei de vos, "en hoe gaat 't met mevrouw Vos?"
"Mevrouw Vos zit boven te klagen
over haar levensdagen.
Ze schreit haar ogen rozerood,
Want onze oude heer Vos is dood."
"Zeg haar dan toch, juffrouw Poes, dat er iemand voor haar is, en 't is een jonge vos en hij wilde graag om haar vrijen." - "Heel goed, heer Vos."
Toen ging de kat van tripperdetrap
en sloeg de deur van klipperdeklap,
"Mevrouw Vos, bent u te spreken?"
"Ach, Poes! mijn tranen leken!"
"Maar buiten staat een schone knaap."
"Ach Poes! dat is een and're zaak,
Heeft hij zo'n fraaie staartenbos
Als onze zalige oude vos?"
"Nee," zei de Poes, "dat niet. Hij heeft maar één staart." - "Dan moet ik ook niets van hem hebben."
Juffrouw Poes ging weer naar beneden en stuurde de vrijer weg. Maar kort daarop werd er weer geklopt, en er was weer een vos aan de deur, en die wilde ook om mevrouw Vos vrijen; en hij had twee staarten. Maar 't ging niet beter dan de eerste keer. Daarna kwamen er nog meer vossen, allemaal met één staart er bij, en ze werden allemaal afgewezen. Maar eindelijk kwam er één en die had negen staarten net als de oude heer Vos. En toen de weduwe dat hoorde, zei ze vol vreugde tegen juffrouw Poes:
"Gooi nu maar deur en poorten los
en smijt uit huis de oude vos!"
Maar toen de bruiloft zou worden gehouden, toen kroop de oude vos onder de bank uit, ranselde al het vossetuig af, en jaagde hen uit zijn huis en mevrouw Vos erbij!
TWEEDE SPROOKJE
Toen de oude Vos gestorven was, kwam de Wolf zich aanmelden als vrijer; hij klopte aan de deur, en de kat, die als meid bij mevrouw Vos diende, deed open. De Wolf groette haar en zei:
"Goedendag juffrouw Kat van Kortgene,
hoe zit je daar zo allene?
en maak je wat lekkers klaar?"
En de kat antwoordde:
"Ik maak een pap van melk en brood,
en u bent als mijn gast genood."
"Dank je wel, vrouw Kat," antwoordde de Wolf, "is mevrouw Vos niet thuis?" De kat zei:
"Die heeft haar kamer op slot,
beweent haar droevig lot,
beweent haar grote nood,
want de oude heer Vos is dood!"
De wolf antwoordde:
"En wil mevrouw Vos weer trouwen?
Dan kan ze van mij gaan houwen"
De kat liep daarna zoetjes
de trap op met fluwelen voetjes,
totdat ze kwam aan 't slaapvertrek.
Daar opende ze haar kleine bek
en klopte met haar vijf klauwen:
"Mevrouw Vos, wil je weer trouwen?
Dan moest je naar beneden gaan,
want daar zit weer een and're man."
Mevrouw Vos vroeg: "Heeft hij een rood rokje aan en heeft hij een spits snoetje?" - "Neen," zei de kat. "Dan moet ik hem niet hebben."
Toen de wolf afgewezen was, kwam er een hond, en een hert en een haas, en een beer, en een leeuw, en achter mekaar alle dieren van het bos. Maar altijd ontbrak er iets aan, en niemand had al de goede eigenschappen van de oude heer Vos, en de kat moest de nieuwe vrijer steeds weer wegsturen. Eindelijk kwam er een jonge vos. Toen vroeg mevrouw Vos: "Heeft hij een rood rokje aan en heeft hij een spits snoetje?" - "Ja," zei de kat, "dat heeft hij." - "Dan moet hij maar boven komen," zei mevrouw Vos en beval de meid om 't bruiloftsmaal te bereiden.
"Kat, veeg de kamer en zeem de ruiten
en gooi de oude Vos naar buiten.
Wat kwam hij dikwijls thuis,
met 'n dikke vette muis,
maar eten deed hij alleen,
en mij gaf hij er nooit één!"
Toen werd de bruiloft gehouden met de jonge heer Vos, en er werd gejuicht en gedanst, en als ze niet opgehouden zijn, dansen ze nog!
ERSTES MÄRCHEN
Es war einmal ein alter Fuchs mit neun Schwänzen, der glaubte, seine Frau wäre ihm nicht treu, und wollte er sie in Versuchung führen. Er streckte sich unter die Bank, regte kein Glied und stellte sich, als wenn er mausetot wäre. Die Frau Füchsin ging auf ihre Kammer, schloß sich ein, und ihre Magd, die Jungfer Katze, saß auf dem Herd und kochte. Als es nun bekannt ward, daß der alte Fuchs gestorben war, so meldeten sich die Freier. Da hörte die Magd, daß jemand vor der Haustüre stand und anklopfte; sie ging und machte auf, und da wars ein junger Fuchs, der sprach
'was mache sie, Jungfer Katze?
schläft se oder wacht se?'
Sie antwortete
'ich schlafe nicht, ich wache.
Will er wissen, was ich mache?
Ich koche warm Bier, tue Butter hinein:
will der Herr mein Gast sein?'
'Ich bedanke mich, Jungfer,' sagte der Fuchs, 'was macht die Frau Füchsin?' Die Magd antwortete
'sie sitze auf ihrer Kammer,
sie beklagt ihren Jammer,
weint ihre Äuglein seidenrot,
weil der alte Herr Fuchs ist tot.'
'Sag sie ihr doch, Jungfer, es wäre ein junger Fuchs da, der wollte sie gerne freien.' 'Schon gut, junger Herr.'
Da ging die Katz die Tripp die Trapp,
Da schlug die Tür die Klipp die Klapp.
'Frau Füchsin, sind Sie da?'
'Ach ja, mein Kätzchen, ja.'
'Es ist ein Freier draus.'
'Mein Kind, wie siehe er aus?
Hat er denn auch neun so schöne Zeiselschwänze wie der selige Herr Fuchs?' 'Ach nein,' antwortete die Katze, 'er hat nur einen.' 'So will ich ihn nicht haben.'
Die Jungfer Katze ging hinab und schickte den Freier fort. Bald darauf klopfte es wieder an, und war ein anderer Fuchs vor der Türe, der wollte die Frau Füchsin freien; er hatte zwei Schwänze; aber es ging ihm nicht besser als dem ersten. Danach kamen noch andere, immer mit einem Schwanz mehr, die alle abgewiesen wurden, bis zuletzt einer kam, der neun Schwänze hatte wie der alte Herr Fuchs. Als die Witwe das hörte, sprach sie voll Freude zu der Katze
'nun macht mir Tor und Türe auf,
und kehrt den alten Herrn Fuchs hinaus.'
Als aber eben die Hochzeit sollte gefeiert werden, da regte sich der alte Herr Fuchs unter der Bank, prügelte das ganze Gesindel durch und jagte es mit der Frau Füchsin zum Haus hinaus.
ZWEITES MÄRCHEN
Als der alte Herr Fuchs gestorben war, kam der Wolf als Freier, klopfte an die Türe, und die Katze, die als Magd bei der Frau Füchsin diente, machte auf. Der Wolf grüßte sie und sprach
'guten Tag, Frau Katz von Kehrewitz,
wie kommts, daß sie alleine sitzt?
was macht sie Gutes da?'
Die Katze antwortete
'brock mir Wecke und Milch ein:
will der Herr mein Gast sein?'
'Dank schön, Frau Katze,' antwortete der Wolf, 'die Frau Füchsin nicht zu Haus?'
Die Katze sprach
'sie sitzt droben in der Kammer,
beweint ihren Jammer,
beweint ihre große Not,
daß der alte Herr Fuchs ist tot.'
Der Wolf antwortete
'will sie haben einen andern Mann,
so soll sie nur herunter gan.'
Die Katz, die lief die Trepp hinan'
und ließ ihr Zeilchen rummer gan,
bis sie kam vor den langen Saal:
klopft an mit ihren fünf goldenen Ringen.
'Frau Füchsin, ist sie drinnen?
Will sie haben einen andern Mann,
so soll sie nur herunter gan.'
Die Frau Füchsin fragte
'hat der Herr rote Höslein an, und hat er ein spitz Mäulchen?' 'Nein,' antwortete die Katze. 'So kann er mir nicht dienen.'
Als der Wolf abgewiesen war, kam ein Hund, ein Hirsch, ein Hase, ein Bär, ein Löwe, und nacheinander alle Waldtiere. Aber es fehlte immer eine von den guten Eigenschaften, die der alte Herr Fuchs gehabt hatte, und die Katze mußte den Freier jedesmal wegschicken. Endlich kam ein junger Fuchs. Da sprach die Frau Füchsin 'hat der Herr rote Höslein an, und hat er ein spitz Mäulchen?' 'Ja,' sagte die Katze, 'das hat er.' 'So soll er heraufkommen,' sprach die Frau Füchsin, und hieß die Magd das Hochzeitsfest bereiten.
'Katze, kehr die Stube aus,
und schmeiß den alten Fuchs zum Fenster hinaus.
Bracht so manche dicke fette Maus,
fraß sie immer alleine,
gab mir aber keine.'
Da ward die Hochzeit gehalten mit dem jungen Herrn Fuchs, und ward gejubelt und getanzt, und wenn sie nicht aufgehört haben, so tanzen sie noch.